Het avondgrotten wint aan populariteit bij Spekul. Zondagavond
stond de Trou Ozer op het programma. Voor mij is het de derde keer dat ik deze grot
zou afdalen, voor Bram en Sara V. de eerste keer. We parkeren de auto in Bevercé
in de buurt van de waterkrachtcentrale, vermits de aanloop veel directer is dan
vanuit het zuiden. Gelukkig staat de
Warche laag en kunnen we na de gué redelijk eenvoudig de trappen bereiken naast
de gigantische pijpleiding van de centrale.
Een pittig klimmetje van 450
trappen brengt ons snel boven, waar we even zoeken naar de ingangsput. Het is blijkbaar al even geleden dat er iemand
de Ozer heeft gedaan, want het deksel ligt redelijk vol met bladeren. De
typisch rode kleur van de poudingue is direct zichtbaar als we het deksel
optillen. Ik bijt de spits af en equipeer tot onderaan de puit courtois. Bram
volgt en krijgt onderweg een hoop keitjes over zich heen. “Wel CAILLOUX roepen
he” roept hij naar Sara. “Ja, euh sorry”. Tja fluister ik Bram toe, ik denk dat
ik Sara de bijnaam “madame Cailloux” ga geven, alluderend op de grote kei die mijn
hoofd van haar cadeau kreeg in de Bernard J. We staan
onderaan de Courtois en op dat moment weet ik niet goed meer hoe de grot verder
loopt, ik herinner me vaag iets van een breuk waar we in moeten en ga zowat
overal waar ik kan op zoek, telkens met een - Ja! Hier is ’t - gevoel, maar
telkens ook doodlopend. Na verschillende mogelijkheden uitgepluisd te hebben
gaan we terug naar de Salle Pascale, om van daaruit te zoeken. Ook hier weer
verschillende opties uitproberen en buiten prachtige spierwitte concreties (ja
echt waar) is het weer niets. Als laatste optie kruip ik een andere breuk
omhoog en ja, nu herinner ik het me weer. Brambo en Sara volgen. Ik start het
equiperen van de beruchte afdaling en na een meter of 5 beslis ik om de kitzak achter
te laten, geen zin om meer moeite te moeten doen dan strikt noodzakelijk. Het
equiperen is een redelijke uitdaging, maar wrijvingsloos lukt hier nooit. Man,
man zo smal, bij momenten moet ik echt wringen om te zakken. Wie hier als
eerste is doorgegaan moet toch wel ballen aan zijn lijf (gehad) hebben. Na veel
bochten en gewurm wordt de spleet wat breder en kan ik enigszins normaal
afdalen. Nadat we met zijn drieën beneden zijn, wandelen we nog wat rond in de
gangetjes, langs de skeletjes, de gours, de steentjes, de stenen. Toch wel speciaal die poudigue! Miljoenen keitjes
En we gaan
terug naar boven! Wat kijken we daar naar uit! De eerste 20 meter zijn niet
breed maar dan is het wringen geblazen. Vlotter dan ik dacht, maar toch ”pfff,
hhmmpfff, pfff, ja, hhhhhh, kitzak, pfff, auw ribben, mmmhhh, ja, yes , pfieew.
Ja, Sara kom maar”. Ook hier hhmmmppfff, oeeeh, huuhhh, pff, vast, ja, oh nee,
ja, pffff, JA! Amaai! Hehehe. Dan Bram: pfff, shit, pfff, ok, cava, pff, fok,
ja! Bram krijgt toch de prijs voor vlotheid! (Een geluidsopname van alle geluiden zou
hilarisch zijn). Allee, kitzak vullen met touw en verder naar de salle Pascale,
waar we ons trakteren op een slok water (Bram genoot ervan alsof het een Tripel
was, Sara en ik moesten echt lachen) en een knabbel.
Nu nog naar de laatste put naar boven, equipement afbreken en we zijn er uit na 3,5
uur. Het gezoek heeft ons wat opgehouden, maar nu heb ik toch wel wat meer van
de grot gezien. Nog 450 treden naar
beneden, de Warche oversteken en terug aan de auto net geen twaalf uur. Voldaan
rijden we naar Leuven. Eigenlijk moeten we de Ozer vaker doen. Liefhebbers?